TTMIK niveau 1 les 7
In deze les leer je “dit” “dat” en “het” te zeggen in het Koreaans.
In het Nederlands kunnen de woorden “dit” en “dat” zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden.
Voorbeeld)
In het Nederlands kun je “Dit is mijn auto.” zeggen, maar ook “Dit huis is van mij.” Het woord “dit” kan hier dus zelfstandig en bijvoeglijk bij “auto” gebruikt worden.
In het Koreaans is er echter een duidelijk verschil tussen niet-zelfstandig gebruikt “dit” en “dit” in de betekenis van “dit voorwerp” of “dit ding”, en dat geldt ook voor “dat”.
이 [i] = dit/deze (bij jou)
그 [geu] = dat/die (bij de ander)
저 [jeo] = dat/die (ver weg)
Omdat 이, 그 en 저 in het Koreaans alleen bijvoeglijk gebruikt kunnen worden, moet je er als je ‘dit/deze’ ‘dat/die’ of ‘het’ zelfstandig wilt gebruiken het woord 거 [geo] of 것 [geot] aan vastplakken.
거 [geo] = 것 [geot] = dit, voorwerp, feit
Dus...
이 [i] = dit/deze
이 + 것 = 이것 [i-geot] of 이거 [i-geo] = dit ding, dit voorwerp
그 [geu] = dat/die
그 + 것 = 그것 [geu-geot] of 그거 [geu-geo] = dat ding, dat voorwerp, het ding
저 [jeo] = die, dat, die/dat ... daar
저 + 것 = 저것 [geu-geot] of 저거 [geu-geo] = dat ding daar
Je kunt verschillende uitdrukkingen vormen met 이, 그 of 저 en andere woorden.
Voorbeeld)
사람 [sa-ram] betekent een persoon
이 사람 [i sa-ram] = deze persoon, deze man hier, deze vrouw hier, hij, zij
그 사람 [geu sa-ram] = de persoon, die persoon, hij, zij
저 사람 [jeo sa-ram] = die persoon daar, hij, zij