TTMIK niveau 1 les 23
누구 [nu-gu] = wie
Herinner je je de subject- en themapartikels nog?
Subjectpartikel: 이 [i] / 가 [ga]
Themapartikel: 은 [eun] / 는 [neun]
Een subjectpartikel benadrukt het onderwerp van de zin en laat zien wie iets gedaan heeft, of wat er beschreven wordt. Een themapartikel benadrukt het thema van de zin en laat zien over wat of wie er gesproken wordt.
Wanneer je eenvoudige vragen stelt als ‘Wie heeft het gedaan?’, ‘Wie heeft haar geholpen?’, of ‘Wie heeft het gemaakt?’, benadruk je het onderwerp van de zin, in deze gevallen ‘wie’. Daarom moet je hier het subjectpartikel 이 [i] of 가 [ga] gebruiken.
Omdat 누구 eindigt op een klinker, wordt het gevolgd door het subjectpartikel 가 [ga].
‘누구’ + ‘가’ = ‘누구가’, maar dit wordt altijd samengetrokken tot ‘누가’.
누구 [nu-gu] = wie
누구 [nu-gu] + 가 [ga] = 누구가 --> 누가 [nu-ga] = wie
Onthoud dat je 누가 dus alléén gebruikt wanneer je ‘wie’ benadrukt als het onderwerp van een handeling of toestand.
Vergelijk de volgende voorbeelden:
1.
Als je in het Koreaans wilt vragen ‘Wie is het?´, zeg je letterlijk ‘het is WIE?’, dus wordt het:
누구 (wie) + 예요 (is)
= 누구예요? [nu-gu-ye-yo?]
2.
Als je wilt vragen: ‘Wie (van al deze mensen) is Jane?’, kun je zeggen:
누구 (wie) + 가 (subjectpartikel) + 제인 (Jane) + 이에요? (is?)
= 누가 제인이에요? [nu-ga je-in-i-e-yo?]
3.
En als je wilt vragen: ‘Wie heeft het gedaan?’, zeg je:
누구 (wie) + 가 (subjectpartikel) + 했어요? (heeft gedaan)
= 누가 했어요? [nu-ga hae-sseo-yo?]
Meer voorbeeldzinnen
1. 누가 전화했어요? [nu-ga jeon-hwa-hae-sseo-yo?] Wie heeft (er) gebeld?
2. 이거 누구예요? [i-geo nu-gu-ye-yo?] Wie is dit?
3. 어제 누가 왔어요? [eo-je nu-ga wa-sseo-yo?] Wie is (er) gisteren gekomen?
4. 누가 만들었어요? [geu-geo nu-ga man-deu-reo-sseo-yo?] Wie heeft (dit) gemaakt?
5. 누가 샀어요? [nu-ga sa-sseo-yo?] Wie heeft (dat) gekocht?