TTMIK niveau 1 les 24
In de eerdere lessen hebben we geleerd hoe je ‘wat’, ‘waar’, ‘wanneer’ en ‘wie’ zegt.
Wat = 뭐 [mwo]
Waar = 어디 [eo-di]
Wanneer = 언제 [eon-je]
Wie = 누구 [nu-gu]
In deze les zullen we nog meer 의문사 (vraagwoorden) leren.
Hoe = 어떻게 [eo-tteo-ke]
Waarom = 왜 [wae]
Hoeveel (geld) = 얼마 [eol-ma]
Hoe + [bijvoeglijk naamwoord/bijwoord] = 얼마나 [eol-ma-na]
Over het algemeen worden deze vraagwoorden in het Koreaans vóór het werkwoord van de zin geplaatst. De woordvolgorde in het Koreaans is echter veel flexibeler dan in het Nederlands (deels te danken aan de verschillende partikels), waardoor de vraagwoorden in verschillende delen van de zin gezet kunnen worden, afhankelijk van de context of nuance.
Voorbeelden
1. 어떻게 [eo-tteo-ke] = hoe
어떻게 찾았어요? [eo-tteo-ke cha-ja-sseo-yo?] = Hoe heb je het gevonden?
(찾다 = zoeken / vinden)
어떻게 왔어요? [eo-tteo-ke wa-sseo-yo?] = Hoe ben je gekomen?
(오다 = komen)
2. 왜 [wae] = waarom
왜 전화했어요? [wae jeon-hwa-hae-sseo-yo?] = Waarom heb je gebeld?
(전화하다 = bellen, telefoneren)
왜 안 왔어요? [wae an wa-sseo-yo?] = Waarom ben je niet gekomen?
3. 얼마 [eol-ma] = hoeveel (geld)
얼마예요? [eol-ma-ye-yo?] = Hoeveel is het? / Hoeveel kost het?
얼마 냈어요? [eol-ma nae-sseo-yo?] = Hoeveel heb je betaald?
(내다 = betalen)
4. 얼마나 + [bijvoegelijk naamwoord/bijwoord] = hoe + [vaak/snel/vroeg etc.]
얼마나 자주 와요? [eol-ma-na ja-ju wa-yo?] = Hoe vaak kom je?
(자주 = vaak)
얼마나 커요? [eol-ma-na keo-yo?] = Hoe groot is het?
(크다 = groot zijn)
얼마나 무거워요? [eol-ma-na mu-geo-wo-yo?] = Hoe zwaar is het?
(무겁다 = zwaar zijn)