TTMIK niveau 2 les 20
Niveau 2 Les 20
In deze les leren we hoe je "moeten"
zegt, in het Koreaans.
De constuctie is vrij simpel. Je voegt de uitgang toe aan de stam van het werkwoord.
Moeten
= stam + -아/어/여 + -야 되다/하다
Voorbeelden
자다 = slapen
자 + -아/어/여 + -야 되다/하다
--> 자 + "-아" + -야 되다/하다 (Je kiest "-아" want de stam 자 heeft een laatste lettergreep met een "ㅏ")
--> 자야 되다/하다 (Je verwijdert -아 omdat deze dubbel is)
--> 자야 되다 en 자야 하다 betekenen hetzelfde.
쓰다 = gebruiken, schrijven
쓰 + -아/어/여 + -야 되다/하다
--> 쓰 + "-어" + -야 되다/하다 (Je neemt "-어" want 쓰 bevat noch een "ㅏ" noch een "ㅗ")
--> 써야 되다/하다 (쓰 + 어 samen wordt '써')
--> 써야 되다 en 써야 하다 betekenen hetzelfde.
De constuctie van de uitgang is als volgt:
1. Werkwoordstammen met een laatste lettergreep met een 'ㅏ' of 'ㅗ' + -아야 되다/하다
2. Overigen + 어야 되다/하다
3. 하 + 여야 되다/하다
Maar niet onbelangrijk is waarom -아/어/여 야 되다/하다 moeten betekent.
Om dit te begrijpen knippen we de werkwoordsuitgang in twee delen.
1.-아/어/여 + -야
Het eerst stuk betekent "alleen wanneer ____ gedaan is" of "alleen wanneer je ____ doet"
2.되다 of 하다
되다 betekent "gedaan hebben", "geworden zijn" of "klaar zijn" en 하다 betekent iets "doen".
Dus als je deel 1 en 2 samenvoegt, betekent het “alleen wanneer __ gedaan is, is het klaar/is het af/werkt het”
of “alleen wanneer __ gedaan is, is het goed”. Om die reden betekent -아/어/여야 되다/하다
“moeten”.
Wat is het verschil tussen 하다 en 되다?
-Het enige verschil is dat 되다 wat gebruikelijker is in de spreektaal.
Voorbeeldzinnen:
1. 집에 가야 돼요.
= Ik moet naar huis gaan.
2. 저는 뭐 해야 돼요?
= Wat moet ik doen?
3. 언제까지 여기에 있어야 돼요?
= Tot wanneer moet ik hier zijn (blijven)?
4. 누구한테 줘야 돼요?
= Aan wie moet ik dit geven?
주다 = geven
5. 어디에서 사야 돼요?
= Waar moet ik dit kopen?